De geschiedenis van onze zusterstad.
Zo aantrekkelijk het huidige beeld van de stad aan de Ahr is, zo boeiend en verscheiden is ook het verhaal van haar geschiedenis. Een rijk verleden waarvan tot op de dag van vandaag vele aspecten zijn bewaard gebleven. Het Ahrdal is van oudsher een goed bewoonde regio geweest waar bos- en wijnbouw zorgden voor een hoge graad van welvaart. De Kelten woonden er op de heuvels; de Romeinen bouwden er hun villa's, de Franken hun hoeven en de abdijen van hun rentmeesterhoven. De adellijke families uit het feodale tijdperk lieten er op vrij korte afstand van elkaar hun statige burchten oprichten als kenmerken van hun heerschappij. En toen de burgers in de middeleeuwen een hechte gemeenschap met macht en aanzien vormden, ontstonden een reeks kleine woonkernen. Deze groeiden uit tot welvarende stadjes rond het statige Rathaus en de prestigieuze romaanse of gotische kerk, beschut en geborgen binnen de metershoge vestingsmuren.
Ahrweiler, toen Alwilre, werd in 893 reeds vermeld in de kronieken van de abdij van Prüm die in de Ahrstad een rentmeesterhof, landbouwgronden en wijngaarden bezat (de stad vierde in 1993 haar 1.100-jarige bestaan). Het behoorde tot in 1246 aan de graven von Aare om nadien, tot in 1797, onder het gezag te staan van de keurbisschop van Keulen. Het verwierf in 1248 stadsrechten (muren, markt, munt en mout = tol), waardoor het met Keulen, Bonn, Neuss en Andernach tot de vijf belangrijkste steden in het Rijnland behoorde.
Roem, macht en welstand konden evenwel niet beletten dat Ahrweiler ook een zware tol heeft betaald aan het oorlogsgeweld. Tijdens de dertigjarige oorlog midden 1600 werd de stad geplunderd en gebrandschat. Op 1 mei 1689 werd de stad door Franse troepen, op 10 huizen na, volledig platgebrand. Op 29 januari 1945 legden Amerikaanse bommen het zuidelijke deel tussen Marktplatz en Ahrtor volledig in puin... Burgers, stads- en landsbestuur zorgden telkens voor de wederopbouw.
Vanaf 1794 tot 1814 was het Rijnland bezet door de Fransen en in 1815 werd Rijnland-Pfalz toegewezen aan Pruisen. Ahrweiler werd verheven tot Kreisstadten is dat nog steeds.
Tenslotte, bij de bestuurlijke hervormingen in 1969, aanvaardde men ondanks de vele emotionele en historische bezwaren, de fusie met Bad Neuenahr. Enerzijds erkent men de praktische en economische voordelen van dit samengaan, anderzijds wappert bij feesten nog steeds de eigen rood-witte vlag, met de zilveren arend van de heren von Aare en het zwarte kruis van de keurbisschop van Keulen, aan de gevels van de huizen. De stad heeft zich in de loop van de laatste decennia aanzienlijk uitgebreid langs de bestaande wegen of in nieuwe woonzones. Het Ahrweiler, binnen de acht meter hoge stadsmuur met zijn vier poorten, heeft evenwel zijn voorname charme en zijn middeleeuwse geborgenheid behouden. De karren hebben plaats gemaakt voor tienduizenden flanerende toeristen. Op het marktplein rond het prachtig architecturaal juweel dat Sint-Laurentiuskerk heet, verdringen zij zich rond de wijn- en marktkraampjes zoals anderen dat eeuwenlang voor hen hebben gedaan.