tweede verblijven, belasting 2020-2025

datum goedkeuring, 25 november 2019

datum bekendmaking, 3 december 2019

feiten en motivering
Het besluit van de gemeenteraad van 16 december 2013 houdende goedkeuring van de belasting 2014-2019 op de tweede verblijven.

Het is wenselijk om een bijdrage te vragen in de financiering van de gemeentelijke uitgaven lastens de eigenaars van woon- en verblijfsgelegenheden die gebruikt worden zonder dat iemand daar zijn hoofdverblijfplaats heeft, dat wil zeggen waarvoor een inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister van de gemeente ontbreekt.

Het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister brengt ook minderontvangsten mee voor de gemeente op het vlak van aanvullende personenbelasting.

De controle en detectie van leegstaande panden en tweede verblijven zijn aan elkaar gekoppeld. Zowel de belasting op leegstand als de belasting op tweede verblijven gelden als stimulans om de woongelegenheden op het gemeentelijk grondgebied effectief als hoofdverblijfplaats aan te wenden en op die manier het residentieel wonen te beschermen en de sociale cohesie te versterken, die in het gedrang komt wanneer woongelegenheden niet of alleen occasioneel gebruikt worden.

De expliciete aanbeveling van de Vlaamse Overheid om het tarief van tweede verblijven gelijk te schakelen met het aanvangstarief van de leegstaande woningen. Om het belastingshoppen tussen leegstand en tweede verblijf te voorkomen stelt het college voor om de tarieven vanaf het aanslagjaar 2020 te verdubbelen. Het al dan niet gelegen zijn in een gebied voor verblijfsrecreatie (weekendzone) een verantwoord en objectief vast te stellen criterium vormt. De financiële toestand van de gemeente vergt de invoering van alle rendabele belastingen. Het is aangewezen voormeld besluit voor de aanslagjaren 2020-205 te wijzigen en te hernieuwen.

juridisch kader
Het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van gemeentebelastingen; Het decreet van 22 december 2017 en latere wijzigingen over het Lokaal Bestuur. De fiscale Vlaamse omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019.

financiële gevolgen
De ontvangsten worden geraamd op 231.150 euro.

Na bespreking
BESLUIT
: Met 22 ja-stemmen (Philip Cools, Adinda Van Gerven, Myriam Van Honste, Goele Fonteyn, Inez Ven, Carla Pantens, Bruno Heirman, Karina Hans, Rudi Pauwels, Lisa Buysse, Karin Willemen-Beyers, Christophe Thomas, Robrecht Eeman, Bart Thijs, Walter Vermeulen, Erwin Callens, Hedwig van Baarle, Joris Van Cauwelaert, Dieter Heughebaert, Ingeborg Hermans, Kasper Vanpoucke en Tom Versompel), 7 neen-stemmen (Dirk de Kort, Bart Brughmans, Jef Konings, André Van Mechelen, Niels de Kort, Luc Van der Schoepen en Greet Verbert).

Art.1.- Voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 wordt een gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.

Art.2.- Definities

Als tweede verblijf wordt beschouwd: elke private woon- of verblijfsgelegenheid die voor de eigenaar, de huurder of de gebruiker niet tot hoofdverblijf dient, maar op elk ogenblik door hen voor bewoning kan worden gebruikt.

Er is alleen sprake van een tweede verblijf wanneer het om een bruikbare woongelegenheid gaat, wat onder meer inhoudt: de aanwezigheid van een minimale infrastructuur: bruikbare keuken, was- en slaapgelegenheid de aanwezigheid van een minimale bemeubeling

Worden niet als tweede verblijf beschouwd: lokalen uitsluitend bestemd voor het beoefenen van een beroepsactiviteit; tenten, verplaatsbare caravans, woonaanhangwagens, motorhomes; studentenhuizen en -kamers

Art.3.- Belastingplichtige De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van het tweede verblijf. Zijn belastingplicht geldt ook wanneer het tweede verblijf verhuurd wordt of door een derde feitelijk gebruikt wordt. Zijn belastingplicht geldt ongeacht het feit of hij al dan niet is ingeschreven in de bevolkingsregisters van de gemeente. In geval van vruchtgebruik, recht van opstal of recht van erfpacht is de belasting verschuldigd door de vruchtgebruiker, de opstalhouder of erfpachthouder. In geval van medeëigendom is iedere niet-vrijgestelde medeëigenaar belastingplichtige in verhouding tot zijn aandeel in het tweede verblijf. Elke niet vrijgestelde medeëigenaar is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.

Art.4.- Tarief De belasting wordt vastgesteld als volgt: 500 euro per tweede verblijf gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie (weekendzone) 1.500 euro per tweede verblijf niet gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie (weekendzone)

Art.5.- Aangifte

5.1 De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat volgens vermelde modaliteiten en vóór vermelde vervaldatum moet worden terugbezorgd.

5.2 De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 31 maart van het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.

Art.6.- Procedure van ambtshalve vaststelling en bijhorende belastingverhoging.

Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 5 gesteld termijn of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast conform de procedure voorzien in artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008. De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met: 10% bij een eerste overtreding; 40%, 70% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde opeenvolgende overtreding; 200% vanaf een vijfde opeenvolgende overtreding. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.

Art.7.- Wijze van inning De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

Art.8.- Procedure De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het gelijknamige decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.

Art.9.- Slotvermelding Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikel 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten treffen.