aanleg voetpaden, belasting 2014-2019

datum goedkeuring

18 november 2013

datum bekendmaking

4 december 2013

Art.1.-

§1.- Worden voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 onderworpen aan een directe belasting, waarbij de door de gemeente gedane kosten worden teruggevorderd, de al dan niet aangelande eigendommen gelegen langsheen openbare wegen of gedeelten van openbare wegen, waarlangs nieuwe voetpaden worden aangelegd (enkel de eerste aanleg).

§2.- Wanneer een voetpad slechts langs één zijde van de openbare weg wordt aangelegd zal de belasting gevestigd worden lastens alle boordeigenaars langs beide zijden van de weg.

§3.- Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 50% van de som van de verhaalbare uitgaven, benevens de interesten.

De duur van de terugbetaling is dezelfde als de terugbetalingstermijn van de lening die werd aangegaan tot financiering van de werken. Ingeval geen lening werd aangegaan wordt de duur van de heffing van de belasting vastgesteld op 20 jaar.

Art.2.-De terugvorderbare uitgaven zijn:

  • de kosten voor het opmaken van het ontwerp, de aanbesteding en de controle op de uitvoering van de werken (max. 8% van de uitgevoerde werken);
  • de kosten van de grondwerken met uitsluiting van de kosten die gemaakt worden ter sanering van historisch vervuilde gronden;
  • de kosten van het wegnemen van de bestaande bedekking;
  • de kosten van de funderingen en van de nieuwe bedekking, evenals van het plaatsen ervan;
  • de kosten die voortspruiten uit technische moeilijkheden die men ontmoet bij de uitvoering van het werk.

De maximale breedte van het voetpad die in aanmerking genomen wordt voor de vaststelling van het bedrag van de belasting kan slechts berekend worden op een breedte van 2m, 2,5m, 3m, 4m of 5m naar gelang van het feit of de breedte van de weg minder dan 10m ofwel ten minste 10, 15, 20 of 25m bedraagt.

Art.3.- De terugvorderbare uitgave die ieder eigendom treft is gelijk aan de eenheidsprijs per strekkende meter, vermenigvuldigd met de lengte van het eigendom aan de straatzijde, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 4.

De eenheidsprijs per strekkende meter wordt verkregen door het geheel van de terugvorderbare uitgaven te delen door de totale lengte van de eigendommen aan de straatzijde.

Wanneer het gaat om een afgesneden of afgeronde hoek, gevormd door twee openbare wegen, wordt de lengte ervan voor de helft aangerekend langs elke straatzijde.

Art.4.-Wanneer er twee of meer eigendommen of gedeelten van eigendommen binnen één van de zones liggen welke zich langs beide zijden van de weg uitstrekken over een diepte van 12m, dan wordt de belasting, welke berekend wordt overeenkomstig artikel 3, verdeeld onder de betrokken eigenaars in verhouding tot de oppervlakte welke zij binnen de betrokken strook bezitten.

Wanneer er een strook non aedificandi bestaat, wordt voor de berekening van de diepte van 12m, zoals bedoeld in alinea 1, met de diepte van deze strook geen rekening gehouden.

Art.5.- In de mate dat de stroken, bepaald in het voorgaande artikel, elkaar dekken, kan een eigendom of een gedeelte van een eigendom, niet tweemaal worden belast wegens werken uitgevoerd in twee verschillende wegen.

In dit geval geldt de vrijstelling voor de belasting welke verschuldigd is voor de werken aan de wegen waar de eenheidsprijs het laagst is of, wanneer de werken niet gelijktijdig aan twee verschillende wegen worden uitgevoerd, langs de zijde waar de werken het laatst zijn gebeurd.

Dit artikel is niet van toepassing op de hoekterreinen.

Art.6.- Voor het eigendom gelegen op de hoek van twee of meer straten, wordt voor de zijdelingse kanten van het eigendom 30 lopende meter afgetrokken, zonder dat nochtans de belastbare gevellengte minder mag bedragen dan 7,50 meter per zijstraat. Voor de bebouwde percelen is de hoofdzijde de straat waar het huis genummerd is. Voor de onbebouwde percelen dient de kortste zijde als hoofdzijde beschouwd.

Wanneer het gaat om een afgesneden of afgeronde hoek wordt de lengte ervan voor de helft aangerekend langs elke straatzijde of gedeelte van een straatzijde.

De verkaveling of de wijziging van de oppervlakte van een eigendom brengt geen verandering in de bij onderhavig artikel bepaalde vrijstelling.

Art.7.-De jaarlijks te betalen belasting omvat de jaarlijkse schijf van het terug te betalen kapitaal dat aangewend werd tot betaling der terugvorderbare uitgave, vermeerderd met het bedrag van de interest die op het niet-teruggestorte gedeelte moet worden betaald.

De jaarlijkse belastingen kunnen worden berekend onder de vorm van vaste jaarlijkse bedragen.

De toe te passen rentevoet is die welke toepasselijk is op de aan de gemeente toegestane leningen voor de financiering van werken van dezelfde aard als die welke aanleiding geven tot de belasting.

Art.8.-De belastingplichtige kan, te allen tijde, het eigendom ontlasten van het bedrag der terugvorderbare uitgave, die er op betrekking heeft door aan de gemeente het bedrag der nog niet eisbare schijven van het kapitaal te storten.

De intrest is steeds verschuldigd voor het jaar tijdens hetwelk de betaling plaatsheeft.

Art.9.-De belasting slaat op het eigendom en is verschuldigd door de eigenaar. Ingeval er een recht van opstal, een recht van erfpacht of een recht van vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de opstalhouder, de erfpachter of de vruchtgebruiker, terwijl de eigenaar hoofdelijk mede de belasting verschuldigd is.

Wanneer het eigendom bestaat uit een gebouw met meerdere appartementen, waarop de verschillende eigenaars een uitsluitend recht hebben, dan wordt de belasting die betrekking heeft op het gebouw, verdeeld onder hen in de verhouding van hun respectief aandeel van de gemeenschappelijke gedeelten.

Ingeval van overgang van onroerende zakelijke rechten, wordt de nieuwe eigenaar belastingplichtig vanaf 1 januari volgend op de datum der akte die hem het recht toekent.

Art.10.- Worden op de rol gebracht de belastingplichtigen, aangeduid zoals bepaald in artikel 9, ingevolge hun hoedanigheid van belastingplichtige op 1 januari volgend op de voltooiing van de werken en op 1 januari van ieder volgend aanslagjaar.

Art.11.- De eerste jaarlijkse belasting is verschuldigd op de 1ste januari volgend op de voltooiing van de werken vastgesteld door een besluit van het college van burgemeester en schepenen.

Art.12.- De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

Art.13.-Het bedrag van de ingekohierde belasting dient betaald te worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

Art.14.- De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in de gelijknamige decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.

Art.15.- De belasting wordt uitgesteld in volgende gevallen:

1. wanneer de huidige belastingplichtige vrijgesteld is ingevolge de wetten en besluiten;

2. voor de niet-bebouwde terreinen welke gelegen zijn in de groenzones van de gemeente, zoals bepaald door de gemeenteraad;

3. voor de terreinen waarop het ingevolge een beslissing van de overheid niet toegelaten of niet mogelijk is te bouwen; terzake worden de aaneen palende terreinen die aan dezelfde eigenaar toebehoren, als één geheel beschouwd;

4. voor gebouwen of gedeelten van gebouwen, bestemd voor een dienst van openbaar nut.

Wanneer de toestand om reden waarvan de belasting uitgesteld werd, geheel of gedeeltelijk een einde neemt vóór het verstrijken van een periode van 20 jaar te rekenen vanaf het eerste aanslagjaar, is de jaarlijkse belasting verschuldigd vanaf 1 januari hierop volgend, en dit voor het overblijvend gedeelte van de periode waarvoor de belasting overeenkomstig artikel 1 §2 berekend werd.

Indien, bij het verstrijken der 20 jaren deze toestand nog geen einde genomen heeft, wordt het goed definitief vrijgesteld.

Art.16.-Onderhavig reglement is toepasselijk:

  • op de werken voor het aanleggen van voetpaden voltooid tijdens de aanslagjaren 2013 tot en met 2018
  • op de werken voor het aanleggen van voet- en/of rijwielpaden voltooid tijdens de periodes bepaald door vroegere reglementen van de gemeente Brasschaat inzake de belasting op het aanleggen van voet- en/of rijwielpaden met dien verstande dat voor de periodes vóór 1999 de eerste jaarlijkse belasting verschuldigd was voor het aanslagjaar waarin de werken voltooid werden.

Art.17.- In geval van opheffing of niet-hernieuwing van onderhavige verordening of indien de belastingvoeten zouden verlaagd worden, verbindt de gemeente zich ertoe aan de belastingplichtigen, die de belasting in kapitaal gekweten hebben, de bedragen terug te betalen die tengevolge de afschaffing van de belasting of de vermindering van de belastingvoeten als ten onrechte betaald moeten beschouwd worden. In dit laatste geval zal de terugbetaling in verhouding zijn tot de vermindering van de belastingvoeten, waarvan de belastingplichtigen die jaarlijks ingekohierd worden zullen genieten.

Art.18.- Indien het onderzoek "de commodo et incommodo" dat nopens onderhavig besluit zal ingesteld worden geen bezwaar oplevert, of wanneer de bezwaren die tijdens dit onderzoek worden ingediend door de gemeenteraad worden verworpen, zal het thans gestemde reglement als definitief aangezien worden en voor goedkeuring aan de bevoegde overheid worden gezonden.