Taxidiensten: Belasting 2021-2024 op de exploitatievergunningen van taxidiensten en/of diensten voor verhuur van voertuigen met bestuurder. Wijziging.
datum goedkeuring
31 mei 2021
datum bekendmaking
2 juni 2021
feiten en motivering
De vergunningen die werden afgeleverd voor 1 januari 2020 voor het exploiteren van een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder en voor het exploiteren van taxidiensten zijn rechtsgeldig tot einddatum van de afgeleverde vergunning.
Het nieuwe taxidecreet van 29 maart 2019 voorziet in een overgangsmaatregel om de vergunningen die werden afgeleverd voor 1 januari 2020 en die nog actief zijn te belasten op basis van het oude decreet van 20 april 2001.
Het Vlaamse Gewest legt op basis van het oude decreet een jaarlijkse gemeentebelasting op voor de exploitatievergunningen voor het verhuren van voertuigen met bestuurder. Het is billijk om een gelijke belasting te heffen op de vergunningen voor het exploiteren van taxidiensten.
De gemeenten kunnen in het kader van de maatregelen die ze uitwerken om de impact van COVID-19 op de sector van het individueel bezoldigd personenvervoer te beperken en rekening houdend met de tijdelijke inactiviteit of de verminderde activiteit van de onderneming beslissen een volledige of gedeeltelijke vrijstelling of teruggave toe te staan van de belasting die de vergunninghouder moet betalen op basis van artikel 43 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer,
Het nooddecreet bepaalt geen concrete einddatum (einde van de maatregelen), en kan dus ook gelden voor de belasting of retributie van 2021.
Het voorstel van het college van burgemeester en schepenen om op basis van dit nooddecreet van de Vlaamse Regering van 15 juli 2020 de sector individueel bezoldigd personenvervoer voor het jaar 2021 vrij te stellen van belasting.
juridisch kader
Het decreet van 20 april 2001 en latere wijzigingen betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg.
Het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van gemeentebelastingen. Het decreet van 22 december 2017 en latere wijzigingen over het Lokaal Bestuur.
Artikel 43 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer. Het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2020 betreffende tijdelijke noodmaatregelen voor het individueel bezoldigd personenvervoer naar aanleiding van de Coronacrisis.
financiële gevolgen
De minderopbrengst voor het aanslagjaar 2021 bedraagt 5.243,18 euro De opbrengst is afhankelijk van het aantal vergunningen (basis oude decreet) op 1 januari 2022 en wordt momenteel geraamd op 3.000 euro.
BESLUIT eenparig:
Art.1.- Op basis van artikel 2, 2° van het nooddecreet van de Vlaamse Regering van 15 juli 2020 wordt de sector individueel bezoldigd personenvervoer voor het jaar 2021 vrijgesteld van belasting.
Art.2.- Voor de aanslagjaren 2022 tot en met 2024 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de door het college van burgemeester en schepenen verleende exploitatievergunningen, die werden afgeleverd voor 1 januari 2020, van taxidiensten en/of diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder.
Art.3.- Voor de toepassing van het reglement wordt verstaan onder:
1) taxidienst: bezoldigd vervoer van personen door middel van gemotoriseerde voertuigen met bestuurder die aan volgende eisen voldoen:
- het voertuig is geschikt voor het vervoer van ten hoogste 9 personen, bestuurder inbegrepen
- het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek
- de terbeschikkingstelling heeft betrekking op het voertuig
- de bestemming wordt door de cliënt bepaald.
2) dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder : alle bezoldigde vervoersdiensten door middel van gemotoriseerde voertuigen met bestuurder, die noch openbaar, geregeld vervoer noch taxidiensten zijn en naar bouw en uitrusting geschikt zijn voor het vervoer van ten hoogste 9 personen, bestuurder inbegrepen. Vóór aanvang van het vervoer wordt een schriftelijke overeenkomst gesloten tussen cliënt en exploitant. De cliënt bepaalt de bestemming van het transport.
Art.4.-
§1. De belasting bedraagt:
- voor de exploitatievergunning van een taxidienst zonder standplaats op de openbare weg: 250 euro per jaar per voertuig vermeld in de akte van vergunning
- voor de exploitatievergunning van een taxidienst uitgerust met radiotelefonie zonder standplaats op de openbare weg: 325 euro per jaar per voertuig vermeld in de akte van vergunning
- voor de exploitatievergunning van een taxidienst die gebruik maakt van een standplaats op de openbare weg: 450 euro per jaar per voertuig vermeld in de akte van vergunning
- voor de exploitatievergunning van een dienst voor verhuur van voertuigen met bestuurder: 250 euro per jaar per voertuig vermeld in de akte van vergunning
- voor de exploitatievergunning van een taxidienst zonder standplaats op de openbare weg en een vergunning voor de exploitatie van een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder voor eenzelfde voertuig: 500 euro per jaar per voertuig vermeld in de akte van vergunning
- voor de exploitatievergunning van een taxidienst uitgerust met radiotelefonie zonder standplaats op de openbare weg en een vergunning voor de exploitatie van een dienst voor 3 van 4 het verhuren van voertuigen met bestuurder voor eenzelfde voertuig: 575 euro per jaar per voertuig vermeld in de akte van vergunning
- voor de exploitatievergunning van een taxidienst die gebruikt maakt van een standplaats op de openbare weg en een vergunning voor de exploitatie van een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder voor eenzelfde voertuig: 700 euro per jaar per voertuig vermeld in de akte van vergunning
Deze bedragen worden jaarlijks aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze aanpassing gebeurt door middel van de coëfficiënt die wordt bekomen door het indexcijfer van de maand december voorafgaand aan het aanslagjaar te delen door het indexcijfer van de maand december 2000.
§2. De belasting is jaarlijks verschuldigd voor het hele jaar, onafhankelijk van het moment waarop de vergunning werd verleend. Een vermindering van het aantal voertuigen geeft geen aanleiding tot belastingteruggave, evenmin als de opschorting of intrekking van de vergunning of het buiten werking stellen van één of meer voertuigen tijdens het aanslagjaar om welke reden ook. Met een eventuele wijziging wordt rekening gehouden vanaf het aanslagjaar dat volgt op het jaar waarin de wijziging plaatsvond.
Art.5.- De belasting is verschuldigd door de natuurlijke- of rechtspersoon die de houder is van de vergunning op 1 januari van het aanslagjaar.
Art.6.- De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Art.7.- De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen terzake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het gelijknamig decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.
Art.8.- Het gemeenteraadsbesluit van 26 oktober 2020 houdende goedkeuring van de belasting 2021- 2024 op de exploitatievergunningen van taxidiensten en/of diensten voor verhuur van voertuigen met bestuurder wordt opgeheven vanaf de inwerkingtreding van onderhavig besluit.